Spaanse avonturen in Fortuna/Murcia van Egbert en Barbara (71)

beeld: 123rf
Dit artikel is 3 jaar oud en kan dus niet meer actueel zijn.

Egbert en Barbara overwinteren elk jaar in Fortuna bij Murcia. Ze houden het thuisfront op de hoogte van hun reilen en zeilen met wekelijkse brieven, die wij elke zaterdag publiceren. Zo kunt u meegenieten van hun belevenissen, van de grappige en minder grappige dagelijkse voorvallen, Spaanse wetenswaardigheden, kortom alles wat elke overwinteraar tijdens zijn of haar verblijf in Spanje kán meemaken. Daarbij moet dat niet als een kritiek op de levenswijze in Spanje gezien worden maar wel een verslag over hoe het leven anders kan zijn voor de voor- en ook nadelen.

Een nostalgisch verhaal uit het grijze verleden, toen de euro net was ingevoerd en er nog levende dieren op de markt verkocht werden. Gelukkig is dat nu niet meer het geval!

Zaterdag op de markt geweest. Wat een gezellige kleurrijke boel. Iedereen aan het hannesen met de euro’s. De mensen draaien de muntjes een paar keer om, want de Franse en Nederlandse zien er aan de achterzijde weer anders uit dan de Spaanse. Lekker verwarrend dus. Het valt ons op dat je voor maar heel weinig van die verwarrende muntjes de heerlijkste groenten en fruit kunt kopen. Sinaasappels gaan per vijf kilo en kosten (driemaal omgerekend van peseta’s naar guldens en van guldens dan weer naar euro’s) 1,80. Die sinaasappels zijn niet te vergelijken met die van Albert Heijn, veel zoeter, veel sappiger, je proeft de zon. Er zijn hier ook al verse doperwtjes, aardbeien, frambozen zelfs. De rode paprika’s zijn heerlijk zoet en aromatisch, de wortelen door-en-door dieporanje. Zelfs de eieren zijn anders. De dooiers zijn oranjegeel en smaken zoals een ei hoort te smaken, naar ei! Alleen liggen de levende kippen nog steeds naar adem te happen in kistjes en de konijntjes stuiptrekken nog net als vorig jaar op en over elkaar in kleine kooitjes. De waakhonden liggen nog steeds aan de ketting hun keel schor te blaffen. Een dierenleven is hier nog steeds niet aan de orde en mijn mening daarover is voor de Spanjaarden helemaal niet interessant.

Onze Duitser heeft het nog steeds voor mekaar. De oude generator die hij op de vuilnisbelt heeft gevonden en die hij met de bekende Deutsche Gründlichkeit heeft gerepareerd, doet het nog steeds. We staan nu een paar uurtjes in de herrie van dat ding, maar dat deert ons niet, we hebben wèl een minimaal stroompje. Niet dat ik Heinrich nu aardig vind, zeker niet, maar toegegeven, dit heeft-ie wel prima gedaan.

Sinds we hier zijn schijnt de zon. Het komt ons blijkbaar toe, want het heeft hier nog niet geregend. Vandaag hoorden we op de radio dat het bewolkt zou worden. “Zullen we?” vroeg Egbert, duidend op de Podenco-Aid-Foundation, opgericht door een Nederlands echtpaar dat zich het lot van de zwerfhonden hier aantrekt en in Holland hun huis hebben verkocht om hier een stuk grond te kopen en zwerfhonden op te vangen. Podenco’s dan wel te verstaan, want die arme stakkers worden hier massaal gedumpt, “omdat ze nergens voor geschikt zijn.” Niet voor de jacht, niet voor de rennen, niet als herders- of waakhond, ze zijn alleen maar lief en daarvoor hebben de meeste Spanjaarden geen interesse, althans niet van honden.

Toen we bij de Podenco-opvang aankwamen schoot ik vol. Honderdvijftig Castilltjes staarden ons hoopvol aan. “Neem me mee”, ze kwispelden en toonden zich van hun beste kant. Wat een beessies! Er was een desolaat Frans echtpaar op zoek naar hun weggelopen collie. Of die daar was gebracht? Nee, helaas. Ik voelde hun verdriet en kon wel met hen mee janken. Je hondje weg, mijn hemel, je mag er toch niet aan denken?

Egbert heeft een hoed gekocht. Tijdens onze terugreis door het prachtige binnenland kwamen we in Guadalest, een beeldig plaatsje heel hoog in de bergen met een kasteel nog hoger in de bergen. We wandelden daar gapend naar dat verbluffende bouwwerk met veel torentjes en muren en vlak ernaast was een winkeltje met o.a. hoeden. “Vind je dat wat?” vroeg Egbert met hoop in zijn ogen en een hoed op zijn hoofd. “Waarom draagt een man met een mooie bos haar een hoed?” vroeg ik hem, me niet realiserend dat dat niet de gewenste reactie was. “Staat-ie me niet dan? Het is wel lekker warm ook,” voegde hij eraan toe om toch nog enig nuttig doel te kunnen aangeven. Even later liep hij door het plaatsje in alle etalages naar zijn behoede hoofd te gluren. “Best leuk, hoor” maakte ik een beetje goed wat ik eerder had verprutst. “Het heeft wel wat,” bedenk ik er ter plekke bij.

Ook nog even gestopt bij de wijntapperij, waar iedereen met grote jerrycans wijn gaat tappen. Daar stond ik met mijn miezerige twee-liter vaatje en nog praatjes ook “Wat is het verschil tussen die en die?” Nou, die is 13% alcohol en die is 14%. “O, doe dan maar die van 14%.” Het lullige tweeliter vaatje aanreikend. “Feestje??” moet de tanker hebben gedacht. “Volgende keer ga jij maar” zeg ik tegen Egbert. “Ja, maar dan neem ik wel de grote jerrycan mee,” antwoordt hij vriendelijk.

In onze rubriek SpanjeVerhalen zijn meer verhalen van Barbara (en andere ingezonden verhalen) te lezen. KLIK HIER     

Waarom Fortuna? Fortuna is een provinciestadje, ongeveer 80 km vanaf Alicante, landinwaarts. Het is (nog) een onbedorven plaatsje, nauwelijks (nog) nieuwbouw. De oude huizen leunen een beetje krakkemikkig tegen elkaar aan. De woonkamers, donker maar verlicht met neonlampen, naar onze smaak sober ingericht, een paar rechte houten stoelen, één grote luie voor oma, maar overal staat wel een grootbeeld tv. Meestal zit de volwassen familie op eetkamerstoelen naast elkaar op het piepkleine stoepje voor het huis en gillen de kinderen de straat vol. De straatjes zijn smal, tegen de zomerhitte. De vrouwen lopen vrijwel allemaal op sloffen, in zwarte jurken met een jasschort. Als ze ouder zijn dan veertig schommelen ze een beetje. De mannen daarentegen zijn en blijven (ook als ze ouder zijn dan veertig) macho’s. Ze dobbelen in de kroeg, kwetteren alsof ze een fikse ruzie hebben op een bankje op het kerkplein of staan leunend op een stok te koekeloeren naar de buitenlanders die hier langzamerhand steeds meer neerstrijken.

Het is hier echter nog niet zo toeristisch, geen souvenirtje te koop, ondanks de Baños, hier een endje verderop. Baños de Fortuna, dat is een kuuroord. Er komt hier warm water met heilzame werking uit de bergen. Zoals ons is verteld, behoort het water toe aan één familie, die het exploiteert. Zo heeft die familie hier een zwembad gesticht. Daaromheen een aantal luxe kuurhotels waar de verwende kapitaalkrachtige badgasten gemasseerd kunnen worden, of ingesmeerd met weldadige modder, er zijn klinieken voor allerlei soorten ziektes en het water belooft van alles, als je er maar voor betaalt. Maar dat is Baños de Fortuna en we hadden het over Fortuna.

Fortuna is een beetje dromerig, vooral als het siësta is, want dàt houden ze erin. Wij vinden dat maar lastig. Om twee uur winkels dicht, om vijf uur weer open. Even wennen. Maar het mooiste van Fortuna is: als het overal slecht weer is, schijnt hier de zon, althans… heel vaak. En daar komen we voor. 

Vandaag zaterdag heeft Egbert de spartametjes uit de auto gehaald. Jaren heeft hij zich ertegen verzet. “Ik niet op zo’n ouwewijvenfiets”, maar wat hebben we genoten op die o.w.f. We zijn het land ingetrokken. Zeker weten: hier is nog nooit een Nederlander op de fiets geweest. De autochtone bevolking keek de ogen uit. Fietsen kennen ze wel, knallende brommers met luidruchtige knullen erop ook, maar twee zacht snorrende fietsen, met een paar buitenlandse grijze bolletjes…… Maar wij vinden het heerlijk. Het is hier een verrukkelijk gebied. De temperatuur is zalig, de zon schijnt uitbundig, de weggetjes heel rustig, vandaag zagen we de eerste amandelbomen bloeien, nou ja..…ik stop een aantal keren om alles videoen, ik vind het hier zo prachtig.

Wat nu? Onrust op de camping. Henk is geschrokken van de toekomstplannen, die het gemeentebestuur van Fortuna op dit oude lieflijke plaatsje loslaat. Hotels, luxe appartementencomplexen en golfbanen. Ze zijn al bezig de prachtige ongerepte velden te verpesten met bulldozers die de boel aan het egaliseren zijn. What a shit! Op de camping zelf wordt een zwembad gebouwd, alles ter meerdere glorie van buitenlandse toeristen met de pegels, want die moeten binnenstromen door al die voorzieningen. “Dan is het afgelopen met ons knusse campinkje” concludeert Henk en hij richt zijn blikken richting de mooie Monte d’Oro en zelfs daarachter, want dáár ligt een oud vervallen boerderijtje, aan de voet van de berg, te midden van veertienduizend vierkante meter amandelboomgaard, agaven, oleanders en een uitzicht……wauw…. Maar het meest interessante is het bordje “te koop”, dat ervoor staat.

Zullen we? Met z’n allen? En dan een privé-campinkje? Wij er dus in colonne naar toe. Henk ziet zichzelf al het dak repareren, een ander biedt spontaan aan de oude waterput op eigen kracht in de oude staat terug te bouwen, met een emmer die erin zakt. De grotwoning aan de achterkant, wordt gastenverblijf, zeker weten! We doen dit en we doen dat, en dromen heerlijk weg.

Teruggekomen van dit rondje door Utopia, zien we tot onze grote schrik dat er drie grote campers met schotelantennes boordevol schreeuwerige Engelsen van het ergste soort, pal voor ons neus zijn neergestreken. De hele camping is leeg, die idioten zetten die krankzinnige gevaartes precies zo, dat onze zon erachter verdwijnt. Ik zeg er iets van, maar Mister Englishman haalt zijn schouders op.  Albi loopt als een getergde tijgerin heen en weer “we zullen dan zelf maar naar achteren verkassen”.

Is dit een voorproefje van wat ons volgend jaar te wachten staat? Ik kijk naar Henk en zie in zijn blik een klein boerderijtje achter de berg…..