De koopkracht van de Spanjaarden is 7% lager dan die van Europeanen in het algemeen. De gemiddelde inwoner van Spanje heeft 16.449 euro per jaar te besteden. Dat is 1.135 euro meer dan in 2022. Koopkracht (poder adquisitivo) is de hoeveelheid goederen en diensten die iemand met zijn inkomen kan kopen.

In een ranglijst van 42 Europese landen staat Spanje opnieuw op de 17e plaats. De koopkracht van Spanjaarden is 1% lager dan het gemiddelde in Europa. Spanje blijft daarmee in de bovenste helft van de ranglijst. Wel is er een duidelijke kloof met de directe buurlanden: Frankrijk en Italië staan respectievelijk op de 15e en 16e plaats.

De Baskische provincie Guipúzcoa heeft opnieuw de hoogste koopkracht van alle provincies in Spanje. De inwoners van Guipúzcoa hebben 20.859 euro per jaar te besteden, dat is bijna 27% meer dan de gemiddelde Spanjaard. Madrid staat op de tweede plaats met 20.652 euro en Álava (Baskenland) op de derde plaats met 20.494 euro.

De drie Baskische provincies staan allemaal in de top 5 van provincies met de hoogste koopkracht in Spanje. Vizcaya staat namelijk op de vierde plaats met 20.024 euro koopkracht per inwoner. Barcelona staat op de vijfde plaats met 19.367 euro.

Op de plaatsen zeven tot en met negen waren er wel veranderingen vergeleken met vorig jaar. Asturië steeg twee plaatsen en staat nu op de zevende plaats met 18.808 euro te besteden per inwoner. Navarra en Zaragoza daalden elk één plaats en staan nu op de achtste en negende plaats met respectievelijk 18.733 en 18.681 euro.

Balearen staat op de tiende plaats met 16.579 euro te besteden, dat is bijna 0,8% meer dan het gemiddelde in Spanje. Valladolid sluit de top 10 af. De provincies in het zuidoosten van Spanje staan onderaan de ranglijst van de koopkracht. Badajoz (Extremadura) staat onderaan, met een koopkracht van 12.183 euro per inwoner. Dat is bijna 74% van de gemiddelde koopkracht in Spanje.

Wat betreft de situatie in Europa is Liechtenstein opnieuw het land met de hoogste koopkracht per hoofd van de bevolking van de 42 onderzochte landen. De inwoners hebben elk 68.843 euro ter beschikking, bijna 3,9 keer zo veel dan het Europese gemiddelde. Zwitserland en Luxemburg volgen op de tweede en derde plaats, het eerste met een koopkracht van 49.592 euro, terwijl de Luxemburgers een netto-inkomen per inwoner van 40.931 euro tot hun beschikking hebben.