Spaanse avonturen in Fortuna/Murcia van Egbert en Barbara (54)

Belchite / Freepik
Beeld: Belchite / Freepik

Spaanse avonturen in Fortuna/Murcia van Egbert en Barbara (54)

Dit artikel is 3 jaar oud en kan dus niet meer actueel zijn.

Egbert en Barbara overwinteren elk jaar in Fortuna bij Murcia. Ze houden het thuisfront op de hoogte van hun reilen en zeilen met wekelijkse brieven, die wij elke zaterdag publiceren. Zo kunt u meegenieten van hun belevenissen, van de grappige en minder grappige dagelijkse voorvallen, Spaanse wetenswaardigheden, kortom alles wat elke overwinteraar tijdens zijn of haar verblijf in Spanje kán meemaken. Daarbij moet dat niet als een kritiek op de levenswijze in Spanje gezien worden maar wel een verslag over hoe het leven anders kan zijn voor de voor- en ook nadelen.

We hebben een reisje gemaakt en zijn nu terug in Spanje, op weg naar Cuenca. Daar zijn prachtige versteende bomen te bekijken, die op standbeelden lijken. Maar we zijn daar nog niet. Gisteren hebben we de Pyreneeën ‘bedwongen’. Wat zijn ze mooi, wat een magnifieke uitzichten. De bergen zijn zó hoog, dat je je steeds kleiner gaat voelen. Als je boven bent gekomen, kun je vaak heel ver in de diepte kijken en dan zie je daar grote campers rijden, als kleine witte stipjes. We gingen door de tunnel van Bielsa, die route is zo prachtig, hier zagen we een paar jaar geleden een murmeltier rondscharrelen, dus tuur ik nu ook weer de omgeving af, of ik weer zo’n schattig murmeltier tegenkom.

Rond drie uur zag Egbert links een super klein weggetje naar boven leiden en opeens zaten we op dat weggetje! Een negorij lag aan het eind van dat weggetje: dertien huizen en een kerk, allemaal gebouwd van rotsblokken en kozijnen van knoestige boomtakken. Het dorpje was uit de 13e eeuw. Zo schattig, een pleintje met de huisjes erom heen en de kerk torende als broedse kip boven de huisjes uit. Het dorpje had zelfs een naam: Coscojuela. Wij vonden een prominente plek op het pleintje, onder de kerktoren. De bewoners kwamen allemaal stuk voor stuk even kijken wat die camper daar kwam doen en even een praatje maken. Het leek wel of ze elkaar gebeld hadden: er staat daar een grote camper!!

Opeens kwam daar een Hollandse VW-bus aan. Er stappen vier mensen uit en die kijken onze kant op. “Goede middag!” Hoe is dat mogelijk? We hebben een Spaanse camper met Spaans kenteken, hoe zien die mensen nou dat wij Hollanders zijn! “Nou, dat druipt er wel vanaf!” zegt de bestuurder. Dus toch echte kaaskoppen!

Egbert had de stoeltjes en het tafeltje uitgestald, ik had er een theepot en kopjes op gedropt, en toen kwamen er twee honden bij ons zitten. Bordercollies. Ze hadden beide een stokje in hun bek en legden die op Egberts voet. “Weggooien baas, ik haal hem.” Egbert vond dit wel grappig, en begon te gooien, maar dat was een grote fout! De beide schatjes waren niet meer weg te branden. Het spelletje duurde tot laat in de avond, en zelfs vanmorgen stonden de beide lieverds met hun stokjes in de bek voor de deur, scheve koppies….”Baasje, spelen!” We moeten verder, maar ik vond het best moeilijk om weg te rijden en de beide hondjes met hun vragende snoetjes achter te laten.

Nu staan we in Carinena, na zo’n beetje de hele rit door een kaal landschap te hebben gereden. Kaal, dat wel, maar machtig interessant omdat je doorgaans nooit echt ver kunt kijken, je oog stuit altijd wel ergens op, maar hier niet. Kilometers en kilometers landschap met niets, zelfs geen boom, geen struik, geen enkel huis of gebouw, helemaal niets. Wél bewerkte grond, akkers, maar daar komt nu nog niets uit, dus is het allemaal aarde, en heel in de verte een bergenrij. Wij vonden het machtig indrukwekkend, vooral omdat er geen einde aan “niets” leek te komen, maar ik zou me kunnen voorstellen dat er mensen zijn die dit ook helemaal “niets” vinden.

In onze rubriek SpanjeVerhalen zijn meer verhalen van Barbara (en andere ingezonden verhalen) te lezen. KLIK HIER

We kwamen trouwens langs Belchite, een plaatsje waar we stom verbaasd naar de vele ruïnes keken. Ik telde zes ruïnekerken en niet zulke kleintjes ook. Ook in het dorpje zelf, heel veel bouwvallen. Wij dachten dat daar misschien een aardbeving zijn stempel op had gedrukt?? Nu we weten dat een aardbeving een paar jaar geleden in Lorca heeft huisgehouden, zouden we hier niet van opkijken Het zal wel op internet staan. Toch eens kijken.

Carenina, waar we nu dus op een parallelweg staan, is een saai stadje. We hebben een rondje gewandeld maar werden nergens enthousiast van. Vandaag gaan we door naar Ciudad Encantada, een gebied waar we met open mond van bewondering stonden te kijken. Het ligt bij Cuenca. In de oudheid was die gebied zeebodem. Door de eeuwenlange stroming van het zeewater langs de vrij zachte onderwater-rotsen, zijn deze in allerlei bezienswaardige structuren gevormd. Je weet niet wat je ziet. Met wat fantasie zien we rotsen in de vorm van krokodillen, olifanten, scheepsboegen, honden, paddenstoelen, en ik zag een atoomwolk, enz. enz. geweldig!

Daarvandaan reden we dertig kilometer alsmaar omhoog, hoger, en weer omhoog, tot 1500 meter hoogte, naar La Majadas. Het is hier koud, maar wat een uitzicht, wat een natuur. Heel diep onder ons zien we een watertje stromen, de Ria Cuervo, de rivier die hier in dit gebied is ‘geboren’ en waarvoor menig dichter zijn dichtader heeft geopend. We hebben de ‘geboorteplaats’ gezocht, zo noemen ze die bron! Het is een fascinerende plek.

En toen…? Met moeite maakten we ons los van deze plek, en even later kwamen we in een dorpje aan, waar we gelijk op zoek gingen naar de bus, die ons van hieruit naar een kilometers verderop gelegen gebied zou brengen, waar bruine beren rondlopen. Het toeval wilde dat de bus op punt van vertrek stond, dus we konden nog mee. Een half uur lang slingerde de bus door het natuurgebied, nog hoger dan we al waren en daar aangekomen werden we bij een natuurmuseum gedropt, waar van alles werd uitgelegd over het leven van beren, wolven, lynxen, reeën, bokken, enz. We werden uitgenodigd om plaats te nemen in een enorme Dakar-truck met grote wielen, want die zou ons naar de beren en de wolven brengen. In die truck werden we verschrikkelijk door elkaar gehusseld, want die reed op een onverharde weg waar hij over grote rotsblokken heen kroop, maar het ging goed.

Aan het eind van de rit stapten wij via een ladder eruit en dáár achter een hek zat een beer met twee kleintjes. Heel schattig, maar wij vonden het vreemd dat we die beesten achter het hek mochten bekijken, waarvoor dan zo’n indrukwekkende truck? We hadden gedacht dat die door het berengebied zou rijden en dat we de beren ‘in het wild’ te zien zouden krijgen. Niet dus, kleine teleurstelling. Even later zagen we nog een berenmoeder met drie kleintjes. Hoog in de lucht vlogen hele grote adelaars en arenden, met een vleugelspanwijdte van 3,5 meter! En toen gingen we weer terug naar het museum, waar een gids stond die ons langs de kooien met wilde zwijnen, berggeiten, reeën en ook langs de wolven leidde. Allemaal achter hekken van gaas.

De Spanjaarden in onze groep waren enthousiast. Wij waren de enige buitenlanders, maar ook de enigen die zich iets anders hadden voorgesteld. Dit was eigenlijk een veredelde dierentuin. Maar toch wel aardig.

Morgen gaan we echt naar huis.  Fortuna is 350 km hier vandaan. Daar wacht onze Laika op ons, dáár staat ons leuke huis te wachten, en de magneet begint wel heel hard te trekken.

Groeten van Barbara

PS In dit verhaal had ik het over Belchite, waar zes kerken en heel veel woonhuizen in puin lagen. Via later opgezocht op internet, zijn we erachter gekomen dat dit stadje in de burgeroorlog onder het regime van Franco hevig te lijden heeft gehad van bombardementen. Franco vond het goed dat de stad nieuw gebouwd werd, maar de beschadigde huizen en kerken mochten niet worden opgeruimd, noch hersteld. Ik denk dat hij die ruïnes wilde gebruiken als waarschuwend vingertje: “Denk erom, als je je tegen mij verzet dan zie je wat er gebeurt.” De huizen en kerken liggen er inderdaad tot op de dag van heden nog steeds bij alsof ze gisteren zijn gebombardeerd.

Ga naar de inhoud