Aantal 64-plussers in Spanje gestegen naar 20 procent van de bevolking

Aantal 64-plussers in Spanje gestegen naar 20 procent van de bevolking
Beeld: pixelshot via Canva.com

Aantal 64-plussers in Spanje gestegen naar 20 procent van de bevolking

Dit artikel is 12 maanden oud en kan dus niet meer actueel zijn.

Volgens een analyse van de Stichting van de Spaanse spaarbanken (Funcas) ter gelegenheid van de Europese Dag van de Solidariteit tussen Generaties, die op zaterdag 29 april wordt gevierd, overschrijdt het percentage van de bevolking in Spanje ouder dan 64 jaar 20 procent van het totaal en is het groter dan de groep jonger dan 20 jaar, wat leidt tot een ‘groeiend onevenwicht’ in de omvang van de generaties met hogere en lagere leeftijden.

Volgens Funcas vertegenwoordigde de bevolking van 64 jaar of ouder in 2012 al 17,4% van de totale bevolking, maar dit percentage is in 2022 gestegen tot meer dan 20%. In tegenstelling daarmee is het aandeel van de bevolking jonger dan 20 jaar in 2022 gedaald tot 19,2%, na jarenlang rond de 20% te hebben geschommeld. Hierdoor heeft de bevolking van 64 jaar of ouder in Spanje nu al een hoger aandeel dan die van minder dan 20 jaar, een situatie die ook in andere Europese landen zoals Duitsland, Italië en Portugal heeft plaatsgevonden.

De demografische voorspellingen in Spanje wijzen op een groeiend onevenwicht tussen generaties in de komende decennia. Op dit moment zijn de oudere generaties degenen die het grootste deel van de nationale inkomsten opvangen die via de Europese welvaartsstaten worden verdeeld. Ze hebben ook meestal meer financiële en onroerende goederen en vanwege hun demografische gewicht zijn ze ook belangrijk bij verkiezingsresultaten.

Sinds 2013 wordt het hoogste inkomen per persoon en consumptie-eenheid gevonden bij de groep mensen ouder dan 64 jaar, die ook sinds 2010 het laagste risico op armoede of sociale uitsluiting hebben. Generaties die voornamelijk hun inkomen uit publieke pensioenen halen, hebben een betere economische positie dan andere generaties, niet alleen beter dan degenen die buiten de arbeidsmarkt staan (zoals jongeren onder de 16), maar ook dan degenen in de werkende leeftijd (16-64 jaar).

Uit de antwoorden op een vraag van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CIS) over de frequentie waarmee men ‘samenkomt of bijeenkomt in huis’ met niet-samenwonende familieleden, inclusief ouders/kinderen, blijkt dat de pandemie de frequentie van fysieke ontmoetingen tussen familieleden van verschillende generaties niet heeft verminderd. Er is nog steeds regelmatig face-to-facecontact tussen verschillende generaties binnen families.

Uit dezelfde vraag blijkt dat hoewel Spanjaarden vaker afspreken of samenkomen met kinderen dan met ouders, de relatie met de laatste groep zeer frequent is. Het percentage Spaanse vrouwen dat hun niet-samenwonende ouders ‘meerdere keren per week’ ziet of ontmoet, bereikte afgelopen maart 56% (ongeveer 20 procent lager dan het percentage dat aangaf af te spreken of samen te komen met kinderen die niet in het huishouden wonen). Bij mannen zijn de percentages opvallend lager. Het is opmerkelijk dat vrouwen van alle leeftijden aangeven dat ze vaker afspreken of samenkomen met niet-samenwonende ouders, kinderen of broers en zussen dan mannen.

Ga naar de inhoud